top of page

TOESPRAAK HERDENKINGSPLECHTIGHEID LINT, 23 OKTOBER 2022

TOESPRAAK HERDENKINGSPLECHTIGHEID LINT

Dames en heren,

Beste aanwezigen,

Geachte families van de heren Jules Torfs en Aloïs Valgaeren, die we hier, op het ere-perk voor de oud-strijders in Lint, komen herdenken,

Vandaag staan we stil bij de verdienste van twee veteranen van een vier jaar durende en niets ontziende oorlog, die in Vlaanderen onder andere de totstandkoming van een werkelijk politiek zelfbewustzijn onder onze mensen tot gevolg had. De onrechtvaardige behandeling vanwege de Belgische staat van toen ten aanzien van de Vlaamse IJzerjongens in het leger, gepaard met de gruwelen van de oorlogsvoering, deed bij een verzameling frontsoldaten de wil ontstaan om het zogenaamde ‘IJzertestament’ van hun gesneuvelde makkers in de naoorlogse periode te realiseren. De combinatie van drie idealen die golden als pijlers van dit testament, namelijk ‘Nooit meer Oorlog’, ‘Godsvrede’ en ‘Vlaams zelfbestuur’ werd hun devies.

Ook het in 1919 opgerichte Verbond der Vlaamse Oud-Strijders, dat de materiële belangen van de IJzerveteranen wilde behartigen, ageerde steeds en ondertussen al meer dan een eeuw op basis van diezelfde idealen. Opdat elk volk, ook het Vlaamse, vrij kan bestaan in een vredevolle wereld. Deze overtuiging werd vormgegeven in de loopgraven aan de IJzer, maar ook verder van het front tot in de Duitse krijgsgevangenenkampen.

Hoe waardevol ook dit ideologisch nalatenschap, niets kon verhinderen dat het heldenhuldezerkje van Jules Torfs, die rust onder het zerkje aan mijn rechterzijde, doorheen de decennia verwerd tot een haast anoniem graf. Het enige dat we met zekerheid van zijn zerk konden afleiden, was zijn overtuiging en dan meer bepaald aan de hand van de leuze in de kruiskop van de steen die bijzonder duidelijk luidt: Alles voor Vlaanderen - Vlaanderen voor Christus.

Het ontwerp en de aanmaak van de heldenhuldezerkjes stammen uit de ervaring van de Vlaamse soldaten aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoorlog. De zerkjes werden hoofdzakelijk geplaatst op de graven van Vlaamse doden als alternatief voor het eentalige opschrift ‘Mort pour la patrie’, dat de officiële Belgische grafsteen sierde. Dit laatste werd in die tijd beschouwd als een belediging van de Vlaamse gesneuvelden, die aan het front leden en streden in de hoop na de oorlog een nieuwe tijd te doen aanbreken voor Vlaanderen op politiek, cultureel en sociaal terrein. Overlevende Vlaamse frontsoldaten, die na de oorlog lid werden van het Verbond V.O.S., lieten zich vaak ook begraven onder een zerk, die geleek op een heldenhuldezerkje.

Welnu: het zerkje met een weggevaagd opschrift, een verdwenen gedenkplaatje met zijn beeltenis, … werd door onze verdienstelijke VOS-vrijwilligers in ere hersteld. Het resultaat zullen we dadelijk samen kunnen aanschouwen. Het belangrijkste is evenwel, dames en heren, dat Jules weer een graf heeft dat hij verdient!

Gommarus Julius Torfs zag het levenslicht in Bevel, een hedendaagse deelgemeente van Nijlen, op 10 mei 1886. Na de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog werd hij onder de wapens geroepen. Zodoende was de kloeke arbeider verplicht zijn echtgenote, met wie hij in 1911 in het huwelijksbootje was gestapt, aan het thuisfront achter te laten. Volgens de overlevering was Jules op verschillende gebieden een plichtsbewust man. Zo was hij een verantwoordelijk en betrouwbaar gezinshoofd, werkman, soldaat, oud-strijder en een overtuigde Vlaming. De twee laatstgenoemde aspecten droegen bij aan Jules beslissing om korte tijd na de oorlog lid te worden van het Verbond der Vlaamsche Oud-Strijders.

Zo engageerde hij zich voor de lokale V.O.S.-afdeling van Kontich. Zijn streekgenoten beschouwden hem als een ‘werker’ die tijdens activiteiten allerhande taken op zich nam. Zo regelde hij onder andere een prachtige kerstboom voor het kerstfeest voor de kinderen van de Kontichse Vlaamse oud-strijders. De waardering die Jules omwille van zijn inzet genoot, leidde ertoe dat op 16 januari 1927 in De Vlaamsche Oudstrijder een artikel verscheen naar aanleiding van de geboorte van zijn zesde kind: “EEN KLOEKE VADER! Onzen ijverigen werker Makker Torfs, heeft verleden Zondag een flinken jongen zoon gekocht. Dit is nummer zes! Vier jongens en twee meisjes. Proficiat zulle, Torfs, en ook aan de goede moeder, die er zoo blijde mede is.”

Dat Jules zich in dergelijk gezelschap goed in zijn vel voelde, zal hem ertoe aan hebben gezet zich rond dat moment kandidaat te stellen als bestuurder van de V.O.S.-afdeling van Kontich. Na een stemronde op de ‘jaarlijksche vergadering’ van 22 januari 1927 kon hij daadwerkelijk tot het bestuur toetreden. “Goed heil vrienden”, schreef een Kontichs V.O.S.-lid op 30 januari ten aanzien van Jules en andere verkozenen: “… wij verwachten van u een flinken steun in den strijd voor Vlaanderen en het antimilitarisme. We hebben nu weerom nieuw bloed, er dan ook op los met nieuwen moed.”

Niemand kon op dat moment vermoeden dat het beschreven geluk en enthousiasme korte tijd later abrupt ten einde zou komen. En toch verscheen dan, op 14 oktober 1928, in het tijdschrift van de oud-strijders het bericht dat een smartelijk ongeval op 6 oktober dat jaar de wijk Kontich-Kazerne in opschudding had gebracht: Wat zou er gebeurd zijn? Spoedig bereikte ons de droeve mare: onze vriend JUL TORFS was door den trein verrast en op den slag gedood … Jul gedood? Maar dat kan toch niet! Gister Vrijdag vergaderden wij nog saam! … Helaas! ’t was de ware werkelijkheid! … Jul was een der trouwste Bestuursleden van V.O.S., een rechtschapen man, met een open karakter en edele ziel.

Toen hij op 14 oktober door een talrijke groep vrienden en oud-strijders ten grave werd gedragen, werden aan zijn graf verschillende redevoeringen gehouden. Graag breng ik nu een fragment uit een gepubliceerde tekst van een van de sprekers:

Geachte Familie, Toehoorders,

Mij werd weerom de pijnlijke taak opgedragen, hier in naam der ‘Vlaamsche Oud-Strijders’, waarvan Jul een der beste Bestuursleden was, een laatste woord van afscheid te sturen. Die taak valt mij des te zwaarder, daar ik dit ook als vriend doen moet.

Vaarwel, goede en trouwe vriend Jul. Vraagt gij hierboven den steun dien wij noodig hebben om te volharden, opdat wij onzen naam waardig blijven. Vaarwel, de Vlaamsche Oud-Strijders roepen U tot weerziens, dat de Heer U genadig zij, dat de aarde U zacht weze!

Dit waardig vaarwel werd gebracht door niemand minder dan Aloïs Valgaeren, lokaal VOS-voorman met een naam als die klonk als een klok in Vlaamsgezinde middens. Deze Vlaamse oud-strijder zag het levenslicht op 19 februari 1881. Toen hij op 11 mei 1942 overleed in zijn ziekbed, was dit geen volkomen verrassing voor zijn kennissen bij het Verbond, al verklaarden ze hier korte tijd nadien het volgende over:

… toch verraste ons zijn doodsmare, omdat een trouwe vriend steeds te vroeg heengaat, omdat men zich niet gaarne zijn verlies voorstelt. Als er van trouw gesproken wordt, dan mag ook over Aloïs Valgaeren gerept worden. Want trouw is hij geweest, zijn gansche leven lang. Trouw aan zijn Vlaanderen, trouw aan zijn Verbond V.O.S., trouw aan de vele Vlaamsche vereenigingen, waarvan hij te Kontich zooniet de leider, dan toch de werkzame spil was, trouw kortweg aan zijn ideaal totterdood.

Aloïs verdiende zijn eerste sporen in de Vlaamse strijd al voor de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog als medestichter van de Groeningerwacht en als eenvoudig werkjongen die tijdens zijn uren een ruim aandeel had in de verzameling van handtekeningen voor de vervlaamsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Al in de eerste oorlogsdagen kreeg hij de kans om zijn trouw aan Vlaanderen te bewijzen, toen hij na krijgsgevangen te zijn genomen bij Namen in een krijgsgevangenenkamp onmiddellijk al zijn krachten in het werk stelde voor de zedelijke en culturele verheffing van zijn Vlaamse lotgenoten.

Toen de aan het thuisfront ontstane Raad van Vlaanderen zich concreet met het lot van de Vlaamse krijgsgevangenen ging bezighouden, werd Aloïs algemeen secretaris van de afgevaardigde van de voornoemde Raad bij de krijgsgevangenen in Duitsland. Dit kostte hem bij zijn terugkeer in 1919 vanwege de zegedronken Belgische machthebbers een zware gevangenisstraf. Twintig maanden bracht hij gekerkerd door om aan het eind, lichamelijk geknakt doch mentaal onverwoestbaar, de gevangenis te verlaten en meteen weer vooraan in de rangen van de strijdende Vlamingen zijn plaats in te nemen. Van alles wat ‘Vlaamsch leven’ heette in zijn gemeente was hij tot aan zijn dood de bezielende leider.

Over zijn concrete inspanningen voor ons Verbond verklaarden de oud-strijders na zijn overlijden in mei 1942 als gevolg van een slepende ziekte:

Ook en vooral in het Verbond V.O.S. maakte hij zich verdienstelijk. Langen tijd was hij lid van het gouwbestuur van V.O.S. in de provincie Antwerpen. Zooveel hij kon werkte hij in de omliggende gemeenten en als de provinciale sprekers of propagandisten in de buurt van Kontich optreden moesten, wisten zij, dat aan den haard van makker Valgaeren steeds een warm onthaal hen wachtte. Als plaatselijk ondervoorzitter lag hem zijn eigen afdeeling nauwst aan 't hart, en slechts enkele maanden geleden noodigde hij ons nog uit, om met hem, op zijn lijdensbed, de belangen en aangelegenheden der afdeeling Kontich te bespreken. Aloïs Valgaeren is thans niet meer. Zijn leven was rijk aan lijden, tegenkanting en ontgoochelingen, maar ook rijk aan offers en verdiensten.

Na zijn overlijden werd Aloïs bij een stralende lentezon ter ruste gelegd in de ‘Vlaamsche moederaarde’, die hem zoo dierbaar was. Dit met het besef onder de oud-strijders, dat ze een van hun trouwste medewerkers verloren hadden. Veel volk woonde de eenvoudige begrafenisplechtigheid bij van deze Vlaamse strijder, die al weldoende door het leven ging. “De V.O.S.-vlag dekte de lijkkist van hem, die steeds trouw voor haar in de bres heeft gestaan gedurende meer dan twintig jaar. Makker Valgaeren, rust zacht!” stelde de auteur van het verslag van de begrafenisplechtigheid.

Beste mensen,

Jules en Aloïs rusten vanaf vandaag wederom zacht én op een waardige manier. Onder zerken, die ze verdienen. Ik meen dat ze tevreden, dankbaar en trots zouden zijn, als ze zouden weten dat hier vandaag tientallen personen aanwezig zijn, onder wie veel familieleden, die hen respectievelijk 94 en 80 jaar na hun overlijden niet vergeten zijn en dat ook nooit zullen. We bewijzen dit dadelijk aan de hand van een bloemenhulde met muzikale omlijsting, verzorgd door dhr. Staf Seymus.

Dank voor uw aandacht.

bottom of page