top of page

BIOGRAFISCHE SCHETS E. H. HECTOR SPEYBROUCK

Onder andere VOS Vlaamse Vredesvereniging zette zich er het afgelopen jaar sterk voor in om ervoor te zorgen dat het prachtige heldenhuldezerkje van E.H. Hector Speybrouck op de begraafplaats van Diksmuide bewaard bleef. Meer duiding het decembernummer van ons tijdschrift De Vos.

Deze tekst verschijnt in het kader van ons Heldenhuldeproject.

Onder andere VOS Vlaamse Vredesvereniging zette zich er het afgelopen jaar sterk voor in om ervoor te zorgen dat het prachtige heldenhuldezerkje van E.H. Hector Speybrouck op de begraafplaats van Diksmuide bewaard bleef. Meer duiding het decembernummer van ons tijdschrift De Vos.

Achtergrond

E. H. Hector Speybrouck zag in 1889 het levenslicht als oudste zoon van Kortrijkenaar Julius Speybrouck (1866-1943) en diens echtgenote Celina Noseda (1866-1935). Hij werd gedoopt door Guido Gezelle en zou later in zijn voetsporen treden als geestelijke. De tweede zoon van het gezin, Jozef, zou later bekendheid verwerven als kunstschilder ‘Jos’ Speybrouck.[1] Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Hector aan het IJzerfront – hij diende er als brancardier – een sterk Vlaams bewustzijn. Na de wapenstilstand ontfermde hij zich als onderpastoor over zijn parochianen in het West-Vlaamse dorp Ingooigem. Door een toespraak naar aanleiding van de tiende verjaardag van de wapenstilstand van 1918 verwierf hij via de pers nationale bekendheid.

De 11 novemberviering van 1928

Op 11 november 1928 organiseerden tal van verenigingen in Ingooigem een grote, feestelijke 11 novemberviering. Al in de ochtend wapperden driekleuren of leeuwenvanen aan menig huis. De lokale leden van het Verbond der Vlaamsche Oud-Strijders (V.O.S.) zet ge altijd punten in de afkorting? waren voltallig aanwezig tijdens de hoogmis, opgedragen aan de gesneuvelden en gecelebreerd door E.H. onderpastoor Speybrouck, die zelf oud-strijder was. Ook een groot aantal gewone dorpelingen had voordien al begrepen dat ze hun dankbaarheid aan de oud-soldaten het best konden betuigen door uit alle wijken massaal op te komen. Na de kerkdienst werden de V.O.S.-en door de lokale muziekmaatschappij, de schoolkinderen en de menigte plechtig opgeleid naar de gemeentelijke feestzaal, die haast te klein was om een dergelijk groot aantal mensen te herbergen.

Na een inleidend woord van dorpsdokter Prosper Dendoncker en een reeks keurige voordrachten en liederen gebracht door knapen en meisjes nam onderpastoor Speybrouck het woord. De Standaard schreef dat Speybrouck “gedurende een half uur, op beeldrijke wijze, het publiek wist te boeien met het schetsen van toestanden, handelingen, soms akelig, meestal somber en pijnlijk, beleefd door onze Vlaamsche jongens, op de frontlijn, tijdens den wereldoorlog.” Burgemeester Hector Baleaen huldigde daarna in naam van heel het gemeentebestuur op erkentelijke wijze de nagedachtenis aan de gesneuvelden.

Bij het verlaten van de zaal kreeg het publiek de gelegenheid een offertje te brengen ten voordele van de bouw van het IJzermonument in Diksmuide als onderdeel van het destijdse project ‘Heldenhulde’. Dit bracht in ronde cijfers 200 frank op. Toen de opnieuw gevormde stoet nadien aan het oorlogsgedenkteken van het dorp arriveerde, verklaarde dokter Dendoncker er de innige betekenis van de heuglijke vredesverjaardag. Met ontroerd gemoed las hij de namen voor van de tien aan het front gevallen Ingooigemse soldaten en die van een gefusilleerde spion. Na een minuut van ingetogenheid kwamen enkele meisjes bloemen neerleggen aan de voet van het monument. Knapen en meisjes zongen en de muziekmaatschappij speelde ‘De Vlaamse Leeuw’ en de ‘Brabançonne’. Daarna ging de stoet uiteen en trokken de V.O.S.-en samen naar een gemeenzaam middagmaal om te verbroederen: “De oud-strijders heeten het een welgelukt feest en danken alwie ertoe bijgedragen heeft om het op te luisteren!”[2]

‘Un vicaire activiste prononce un discours scandaleux’

Niemand kon op dat moment vermoeden, dat de Franstalige redactie van La Libre Belgique korte tijd later, op 23 november 1928, een offensief zou lanceren tegen de onderpastoor. In een artikel over de beschreven 11 novemberplechtigheid getiteld ‘Un vicaire activiste prononce un discours scandaleux’ noemde het blad de redevoering van Dr. Dendoncker ‘vibrant de patriotisme’. Het bestempelde ook het betoog van Speybrouck als ‘schandalig’, ‘onwaardig’ en ‘abominabel’. Hij zou de gevluchte Belgische ministers tijdens de oorlog ‘sleppedragers’ hebben genoemd en de hogere legerofficieren hebben afgedaan als personen, die slechts goed waren om champagne te drinken. Het blad schreef hoe de toespraak van de onderpastoor verontwaardiging bij de toehoorders zou hebben opgewekt en sloot het artikel af met de wens dat de geestelijke overheid “… saura prendre les mesures qu’ il faut …” Vier dagen na de publicatie van het artikel, op 28 november, zag Speybrouck zich uit zijn ambt van onderpastoor geschorst. Op dat moment moest nog blijken of de schorsing zou resulteren in ontslag.[3]

De meeste parochianen reageerden verontwaardigd op de schorsing. Een dag na de bekendmaking van deze beslissing kwamen ongeveer duizend mensen om zes uur ’s avonds de straat op. Bewoners van het dorp en ook uit de naburige gemeenten hielden een spontane betoging richting het huis van Dr. Dendoncker. De manifestanten waren ervan overtuigd, dat hij het lasterlijke artikel in La Libre Belgique had geschreven. Na de man op zijn adres uitgejouwd te hebben, trokken ze naar de woning van de gestrafte onderpastoor om er hun sympathie voor de geestelijke te uiten. De bijeengeroepen gendarmerie joeg de betogers kort daarop uit elkaar.

Het optreden van de ordetroepen kon niet verhinderen, dat diezelfde avond aan de bisschop van Brugge een verzoekschrift werd opgesteld, dat zo veel mogelijk dorpsbewoners moesten ondertekenen: “… het volgend paar dagen gaan werkmenschen rond met de lijsten en bieden ze aan in al de huizen der gemeente. In AL de huizen word de lijst onderteekend (door Dr Dendoncker incluis, uitgenomen bij E. H. Pastoor Plettinck, bij Aug. Vererfven en nog twee menschen die ver te lande wonen. (Denk er aan: hoe moeilijk men er een buitenmensch aankrijgt zijn handtekening op een officieel stuk te zetten!)”. Alle leden van de gemeenteraad, met burgemeester en schepenen, ondertekenden eveneens een verzoekschrift voor gratie. Ook de Oud-Strijdersbond stelde een verzoekschrift op, dat al de leden ondertekenden.

Ondertussen had Speybrouck een Franstalig antwoord geformuleerd op de aantijgingen van La Libre Belgique, dat op 30 november 1928 in het blad verscheen: “Ik vergeef de arme kerel die me er ten onrechte van beschuldigt een slechte patriot te zijn. Waarom hij me zo beledigt, weet ik het niet, maar ik vergeef hem en hoop dat hij zal oppassen de priesters niet opnieuw zo kwaadaardig aan te vallen.” Het vervolg:

Graag zou ik de grote patriot [auteur van het lasterlijke artikel] een vraag stellen. Het vaderland zou zich schamen voor iemand, die de beste jaren van zijn leven in de loopgraven van de IJzer heeft doorgebracht. Pater Speybrouck, ikzelf, had het lef om in het openbaar over de oorlog te spreken; wie zou daarvan opkijken? Ik verdiende acht frontstrepen; ik werd geëerd met het oorlogskruis met ere-onderscheiding voor de dapperen. […] Ik heb eerbetoon ontvangen vanwege het dankbare vaderland. Ik zeg dit alles niet om mezelf te verheerlijken, maar om mezelf te verdedigen. Ja, ik diende mijn land, doch niet met levendige toespraken van patriottisme. Ik diende mijn vaderland door mezelf te geven en op te offeren door mezelf in gevaar te brengen om mijn gewonde broeders te redden.[4]

La Libre Belgique had het weerwoord dan wel gepubliceerd, maar dat belette de redactie niet nog na te trappen. De Franstalige auteur vroeg de lezers bepaalde ‘typefouten’ in het artikel niet toe te kennen aan de eigenaardige stijl en spelling van de brief, “die we strikt wilden respecteren.” De publicatie van het antwoord zou naar de mening van de redactie overigens op geen enkele manier Speybroucks publieke aanzien kunnen bevorderen. Op 7 december 1928 publiceerde het blad triomfantelijk over hoe het bisschoppelijk gezag had besloten tot het ontslag van Speybrouck.[5]

Stijn Streuvels grijpt in

Onderpastoor Speybrouck kon echter op meer steun rekenen dan alleen die van zijn parochianen en oud-medestrijders van het IJzerfront. Niemand minder dan de geroemde schrijver en Ingooigemnaar Stijn Streuvels (pseudoniem voor Frank Lateur) wierp zich voor de onderpastoor in de strijd. Na de hierboven beschreven episoden na de schorsing te behandelen, schreef hij in De Standaard van 7 december 1928 het volgende:

Dàt zijn de feiten. Een man die zulks van een zekere hoogte overschouwt, vraagt zich eenvoudig af: “Wat is er nu van die zoogezegde verontwaardiging bij de toehoorders, door de aanspraak van onderpastoor Speybrouck verwekt, te gelooven?” En eene tweede vraag: “Werd Monseignerur te Brugge wel onpartijdig ingelicht over de feiten, of misschien in den aard en door den bril gezien gelijk de “Libre Belgique” het met schijnbare voldoening voorstelt, omdat het in hare lijn ligt een “Petit Vicaire” te treffen?” De parochianen wachten met spanning naar de … toekomst.[6]

Twee dagen later nam Streuvels het ook in Het Kortrijksche Volk op voor de Vlaamsgezinde kapelaan. Streuvels – die naar eigen zeggen niet bij de toespraak aanwezig was – deelde de verontwaardiging van de parochianen over de sanctie en de partijdige berichtgeving in La Libre Belgique. Op 15 december 1928 publiceerde het blad Het Nieuws Van Den Dag: “Is benoemd tot onderpastoor op Sint-Jan-Baptista, te Kortrijk, de E. H. Speybrouck, id. te Ingoyghem, die aldaar vervangen wordt door den E. H. Deneweth, gewezen coadjutor te Wynendaele-Ichteghem.”[7] Op 5 januari 1929 werd nog op het incident teruggekomen, toen in het blad Vlaanderen in een lezersbrief een parallel werd getrokken tussen Speybroucks ervaring en de destijdse politieke toestand in Ierland: “Het gebeurde te Ingooigem bij de schorsing van een kapelaan door den bisschop van Brugge herinnerde me aan eene gelijkaardige episode uit den Ierschen vrijheidsstrijd onder President de Valera.”[8]

[1] F. Decreus, Raphaël Speybrouck (1893-1959) – Wederopbouwarchitect In Ieper (1920-1928), 2015, 37.

[2] ‘Voor Vlaandren’s IJzergedenkteeken’, De Schelde, 27-02-1929, pg. 6; ‘Ingoyghem – 11 November’, De Standaard, 15-11-1928, pg. 6.

[3] ‘A Ingoychem. – Un vicaire activiste prononce un discours scandaleux’, La Libre Belgique, 23-11-1928, pg. 2; ‘Een briefje van Stijn Streuvels – Wat gebeurt er te Ingoyghem?’, De Standaard, 07-12-1928, voorpagina.

[4] ‘En Province- A INGOYGHEM. – Les propos antipatriotiques d’ un vicaire’, La Libre Belgique, 30-11-1928, pg. 3.

[5] ‘En Province- A INGOYGHEM. – Les propos antipatriotiques d’ un vicaire’, La Libre Belgique, 30-11-1928, pg. 3; 'A INGOYGHEM. – Epilogue d’un scandaleux incident.’, La Libre Belgique, 07-12-1928, pg. 3.

[6] ‘Een briefje van Stijn Streuvels – Wat gebeurt er te Ingoyghem?’, De Standaard, 07-12-1928, voorpagina.

[7] ‘Priesterlijke benoemingen’, Het Nieuws Van Den Dag, 15-12-1928, pg. 3.

[8] ‘Uit den Ierschen vrijheidsstrijd’, Vlaanderen, 05-01-1929, pg. 6.

bottom of page