Vandaag en morgen zullen in heel Vlaanderen Guldensporenvieringen ofwel niet ofwel in een andere vorm plaatsvinden. Een ongewone situatie leidt tot ongewone maatregelen. Toch vonden 11 julivieringen wel vaker plaats in ongunstige omstandigheden. Honderd jaar geleden maakten ze deel uit van de heropleving van een door repressie gehavende Vlaamse Beweging. Het loont de moeite om na te gaan welke rol de Vlaamse oud-strijders van 1914-1918 hierin speelden.
11 juli 1920, de Vlaamse oud-strijders gedenken de Guldensporenslag.
Vandaag en morgen zullen in heel Vlaanderen Guldensporenvieringen ofwel niet ofwel in een andere vorm plaatsvinden. Een ongewone situatie leidt tot ongewone maatregelen. Toch vonden 11 julivieringen wel vaker plaats in ongunstige omstandigheden. Honderd jaar geleden maakten ze deel uit van de heropleving van een door repressie gehavende Vlaamse Beweging. Het loont de moeite om na te gaan welke rol de Vlaamse oud-strijders van 1914-1918 hierin speelden.
Hiervoor kunnen we ons baseren op het verenigingsblad van het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders: De Vos. In de uitgaven van 25 juli en 8 augustus 1920 staan verslagen neergeschreven over Guldensporenvieringen op 11 juli 1920 en de deelname hieraan door lokale afdelingen van het Verbond in de West-Vlaamse gemeenten Wulpen, Geluwe, Beernem en Alveringem en het Oost-Vlaamse Opdorp.
‘Zelfbestuur’
Uit de verslagen over de vijf vermelde gemeenten blijkt duidelijk een gedeeld Vlaams bewustzijn. Zo woonden de Beernemse ‘Vossen’ een misviering bij ter ere van de gesneuvelden van de gemeente. De viering ging gepaard met de wijding van hun afdelingsvlag. Tijdens de mis werden ‘de helden van 1302 en van ’14-18’ naast elkaar genoemd, als gevallenen voor eenzelfde doel, namelijk hun vrijheid. ‘Zij waren gevallen met hetzelfde woord op de lippen: Vlaanderen. Hun testament stond op hun graf en wee de Beulemanshand die het durft schenden! Aan de V.O.S.sen de taak het uit te voeren’, aldus De Vos.
Ook de verwijdering van Vlaamse frontsoldaten naar strafkampen omwille van hun flamingantisme kwam aan bod
In de namiddag sprak Dhr. Yperman in de West-Vlaamse gemeente namens het Vlaamsch Verbond over de herwording van Vlaanderen. Daarna nam Dr. Verheye, een oud-strijder uit Brugge, het woord. Hij schetste er het lijden van de soldaten, dat ze vanaf het begin van de oorlog moesten verdragen. Ook de verwijdering van Vlaamse frontsoldaten naar strafkampen omwille van hun flamingantisme kwam aan bod: ‘Wij, Vlaamsche Yzerzonen, wij leden, wij zagen de besten onder ons lijden. We knarsetandden bij ’t hooren der bloedwoorden Orne, Fresnes, Auwoers, Cézember’. Over het V.O.S.-programma sprak de man: ‘We strijden voor het recht. Gelijkheid voor allen.’
Julius Callewaert
Verheye pleitte voor gescheiden Vlaamse en Waalse regimenten in het leger en tegen het naoorlogse Frans-Belgisch Militair Akkoord ‘dat ons land aan vreemden moet verknechten’. Tevens sprak hij over ‘een onderwijs dat ook ons kinderen kan leiden; een bestuur en een gerecht die ons verstaan’. Tot slot brachten de Beernemse Vossen hulde aan de omwille van zijn Vlaamsgezindheid naar Ierland verbannen pater Julius Callewaert: ‘We volgen zijn apostolaat. Wij willen wat is recht en winnen wat we willen.’
Volgens het verslag gingen de deelnemers pas in de avond uiteen: ‘De nachtelijke stilte lag over ’t dorp en menig Beernemnaer droomde van ’t lieve Vlaanderen van zijn helden van 1302 en van 14-18, van ’t Vlaamsche bloed dat vloeide. Waartoe heeft het gevloeid?’ Net zoals in Beernem stonden ook de oud-strijders van Geluwe stil bij het toenmalige ontwerp van de Belgische regering om een militair verbond te sluiten met Frankrijk, ‘waarbij leger en land in knechtschap komen en onze oud-strijders als de voorposten op den Rhyn en de Maas van de Fransche legers ingelijfd worden’.
Cyriel Verschaeve
In Wulpen sprak de lokale V.O.S.-voorzitter P. Van Hyfte op 11 juli 1920 aan het gedenkteken voor de gesneuvelden over de ‘helden’ van 1302, die volgens hem zoals de IJzersoldaten ‘den leeuwenstrijd’ hadden gestreden op de Groeningerkouter. Van Hyfte riep zijn leden krachtig op om ‘hand in hand te strijden tot het uiterste ter verovering onzer rechten’. Dezelfde toon klonk in Opdorp, waar de lokale V.O.S.-afdeling diezelfde dag vergaderde. Het bestuur herinnerde de leden er aan de ‘glorierijke verjaardag der Gulden Sporen’ en wijdde enkele woorden aan ‘de Vlaamsche leiders’ die ook 618 jaar later ‘zouden kampen voor Vlaanderens herwording’.
door hun te vragen trouw te blijven aan de Vlaamse instellingen en vooral aan het eigen Verbond
De bestuursleden deden beroep op de Vlaamse overtuiging van hun leden door hun te vragen trouw te blijven aan de Vlaamse instellingen en vooral aan het eigen Verbond. Tot slot vond die dag nog een V.O.S.-viering plaats in Alveringem, die onder meer bestond uit de plechtige inhuldiging van hun vaandel: een leeuwenvlag met een zwarte leeuw op een gouden veld. Voorafgaand had de plaatselijke priester, Cyriel Verschaeve, nog een gelegenheidssermoen gehouden tijdens een misviering voor de gesneuvelden van de gemeente.
‘Nooit meer Oorlog’
Naast het gedeelde flamingantisme kwamen op een aantal Guldensporenbijeenkomsten ook antimilitaristische gevoelens tot uiting. Zo toonden de Vossen van Wulpen zich ontgoocheld over een klein incident, terwijl ze hun gesneuvelde makkers afzonderlijk huldigden. Tijdens hun eigen herdenkingsplechtigheid riep de aanwezige generaal Michel hen bij zijn vertrek immers toe: ‘Oud-strijders aan u zeg ik niet vaarwel maar tot wederziens!’ ‘Zou die vent dan toch waarlijk op eenen nieuwen oorlog spekuleeren?’ schreven de Vossen over de officier, die ‘om de waarheid te zeggen toch geen slechte kerel is’.
In Geluwe heerste niet de vrees voor een nieuwe oorlog, maar er werd wel aandacht besteed aan de eisen inzake rechts- en eerherstel en amnestie voor alle oud-strijders. Ook de herziening van de krijgsraden door deze samen te stellen uit gezworenen met medezeggenschap van soldaten en oud-strijders bleek noodzakelijk. Daarnaast opperden de lokale Vossen dat voor de oud-strijders drie en vier maanden oefening voldoende waren om naar de vuurlinie gezonden te worden. Daarom kon een langere diensttijd in vredestijd niet verrechtvaardigd worden.
Amnestie
Het land zou daardoor immers nodeloos beroofd blijven van zijn beste arbeids- en bedrijfskrachten en gedwongen worden tot ontzaggelijke uitgaven. Ook de Vossen van Beernem vroegen ‘amnestie voor dezen die een oogenblik zwakheid toonden’, een maximum weerstandsvermogen met minimum-uitgaven inzake het defensiebeleid en respect voor ‘ons onvervreemdbaar recht op een vaste vergoeding’.
Het is mooi om te zien dat VOS Vlaamse Vredesvereniging de idealen ‘Nooit meer Oorlog’ en ‘Zelfbestuur’ honderd jaar later nog steeds hoog in het vaandel draagt. Laat ons hopen dat we dit ook de komende eeuw mogen blijven doen. Het zou voor de Vlamingen een teken van verflauwing en verwording zijn als ze verzuimden vast te houden aan deze traditie, die het verleden van ons volk aan zijn toekomst bindt.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Doorbraak.be.